GENET, JEAN (1910 - 1986)

back

 

GENET, JEAN (1910 - 1986)

Dagboek van de dief, 1965 [sold-verkocht]

Dagboek van de dief, 1975 (4de druk) [sold-verkocht]

De meiden - Onder toezicht - Het balkon - De negers. 1966

up------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------up

GENET, JEAN (1910 - 1986)

Dagboek van de dief
front1

De Bezige Bij, Amsterdam. 1965. Eerste druk. Paperback (gebrocheerd, garenloos). Papieren band met een plastic laagje. 238 pp. 12¾ x 20 x 2 cm. 290 gr. Oorspronkelijke titel 'Journal du voleur', 1949. Vertaling C.N. Lijsen. Typografie Karel Beunis. Literaire Reuzen Pocket, LRP 129.

Jean Genet mag voor Nederland geen onbekende meer heten. Hij is hier reeds geïntroduceerd met een aantal even oorspronkelijke als geruchtmakende toneelstukken (onder andere De neger LP59, Het balkon LP61 en Cel) en door een uitgebreide inleiding op zijn totale oeuvre door Jean-Paul Sartre (De heilige Genet). In Litteraire Paspoort staat als treffende karakteristiek over Jean Genet te lezen: 'De gewezen dwangarbeider, dief, smokkelaar, zwerver en deserteur Genet, de dichter van de misdaad en de onderzoeker van het kwade is, is een moralist en allerminst een zachtzinnige. Het moralisme, dat in zijn werk tot uiting komt, is een krachtig en systematisch verzet tegen de wet en de maatschappelijke waarden.'

Simon Vinkenoog, de Nederlandse ontdekker van Jean Genet, schreef in 1950 in De Gids: 'Waar Genet beschrijft hoe hij volgens zijn ideeën handelt, hem door het leven opgelegd - als vondeling in een weeshuis opgegroeid, is hij reeds op jeugdige leeftijd met de justitie in aanraking gekomen - en ons op indringende bewoordingen het leven van Spaanse bedelaars, Antwerpse havendieven, Amsterdamse opiumsmokkelaars en Tsjechische straatrovers schildert, is hij beklemmend en groots ... Jean Genet is een auteur voor wie het leven meer dan alleen maar een leerschool is geweest. Het helse getuigenis daarvan heeft hij in dit Dagboek afgelegd.'

Recensie (23-12-2019) Kasper Bockweg: 'Duistere wijsheden van Jean Genet'

'Sits like a man, but he smiles like a reptile' beschreef David Bowie de door hem bewonderde 'Jean Genie' raak. Het is niet een gezicht dat je op een roman verwacht tegen te komen, en zeker niet op een modernistisch hoogstandje, geliefd door intellectuele kolossen als Susan Sontag, Jean-Paul Sartre en Jacques Derrida. Toch vormt dat hoofd geen contrast met het werk: Dagboek van de dief draait om de schoonheid van de ruwe façade.

Strikt gesproken is Dagboek van de dief helemaal geen dagboek. Ja, een deel bestaat uit Genets herinneringen aan zijn criminele jaren als twintiger, smerigheid opgetekend in een bloemrijke stijl vol symboliek en verwijzingen. Maar het boek is evenzeer een filosofisch experiment, waarbij de moraal zo consequent als maar kan op zijn kop wordt gezet. Die opzettelijke immoraliteit geeft aan Genets vertellingen iets heel merkwaardigs mee: we lezen hoe hij het dievenvak leert kennen in Barcelona, bendelid wordt in het Tsjechische Brno, fietsendief is in Antwerpen en zichzelf hoereert in het Berlijn van de nazi's, zonder dat in die beschrijvingen een verlangen naar verlossing, naar een uitweg uit al die ranzigheid opsteekt. Van een misdadigersboek verwacht je misschien vooral een verhaal waarin iemand uitlegt hoe hij door tegenslagen van het rechte pad is afgedwaald. In zulke verhalen is misdaad een middel om uiteindelijk geen misdaad meer te hoeven plegen, maar voor Jean Genet is de misdaad, of preciezer het morele verval, een doel op zich.

Volmaakte verdorvenheid. Al op de eerste pagina's maakt Genet duidelijk dat zijn dagboek een zoektocht is naar de volmaakte verdorvenheid. Dagboek van de dief opent met een treurzang om de afschaffing (!) van de strafkolonie:

'Het einde van de strafkolonie verhindert ons om met heldere geest toegang te krijgen tot onderaardse mythische regionen. [...] Het komt overeen met een soort bestraffing van de straf: ik word gecastreerd, de schande wordt uit mij gesneden. De trage, zware doodstrijd van de strafkolonie was de volmaakte bloei van de schande.'

In Genets omgekeerde universum is de strafkolonie Frans-Guyana een utopie, de ontaarding in optima forma. De afschaffing van die vreselijke plaats staat dan ook gelijk aan de verdrijving uit het paradijs: de verworpenen der aarde zijn van hun thuisland afgesneden, er is geen juiste strafmaat meer. Deze mythische 'zondeval' brengt Genet tot een even existentieel als merkwaardig experiment: hij begeeft zich moedwillig 'op het pad naar dat wat het kwaad wordt genoemd.' Hij poogt dat te worden waarvan de maatschappij hem beschuldigt: 'de lafaard, de verrader, de dief, de homo.' Hij wil het kwaad daadwerkelijk belichamen, zichzelf verwezenlijken als de crimineel, de uitgeslotene, de schandelijke. Zoiets kan natuurlijk helemaal niet: mensen kunnen niet samenvallen met hun eigenschappen, en zeker niet met het kwaad (dat is altijd de ander), zoals Sartre en De Beauvoir, aan wie het boek is opgedragen, leren. Maar Genets hardnekkige streven tegen beter weten in maakt van dit boosaardige dagboek een intrigerend onderzoek naar het ongehoorzame leven.

Dagboek van de dief staat bijvoorbeeld vol met intelligente observaties over misdadigheid en ondeugd. Zo is er Genets lofzang op de Franse opperinbrekers Maurice Pilorge en Ange Soleil: 'volmaakte exemplaren' van de misdaad die hun bestaan danken aan een 'uitzonderlijke kristallisatie van gelukkige omstandigheden', zoals de ingebakken 'voorliefde voor misdaad', de 'omstandigheden die een misdadiger maken' en 'de morele kracht om een dergelijk lot te aanvaarden'. Terecht, maar weinig humanistisch, wijst de auteur hier op het gegeven dat een geslaagde schurk pas na generaties lange toevalligheden ter aarde komt, niet anders dan kunstmannen en -vrouwen, staatsmannen en -vrouwen, wetenschappers en andere lieden die zich nuttig maken voor mens en maatschappij. In een andere passage wordt opgemerkt dat verdorvenheid een 'schitterende' deugd is, want zij maakt het mogelijk om mensen die lelijk, vuil en verminkt zijn lief te hebben en dat verraad een morele oerkracht is: het is een streven naar onafhankelijkheid dat onze 'aanhankelijke natuur' moet overtroeven.

De warrigheid van het boevenleven. Zulke duistere wijsheden worden afgewisseld met scènes uit het leven van Genet. In die anekdotische, fragmentarische vertellingen wordt de grootste misère beschreven 'met de namen van de meest verheven dingen'. Als Genet bijvoorbeeld met zijn geliefde Stilitano een hoteltrap langs hoertjes, dieven en souteneurs beklimt, dan beschrijft hij dat als volgt:

'Zachtjes, tree voor tree, leidde hij me naar boven. Ik wist niet meer waar we naartoe gingen. Een bijzonder lenige atleet leidde me rond door de nacht. Een klassiekere en Grieksere Antigone liet me een steile en duistere Calvarieberg beklimmen.'

De behandeling van zijn (toch al gefictionaliseerde) levensgeschiedenis in zo'n Wereldhistorisch register doet soms kunstmatig aan, en komt de leesbaarheid van het Dagboek van de dief niet altijd ten goede. Maar naast die 'verheven' stijl legt Genet ook op een compromisloze wijze de onbestemdheid en warrigheid van het boevenleven vast. Zijn blik weigert om 'de contouren te vervagen, te bepoederen met talk, er een formule voor bedenken zoals het bad van melk dat de elegante vrouwen uit de zestiende eeuw een bain de modestie noemden.' Waar in de meeste romans het onaangename snel (of in het slot) weer wordt gladgestreken, krijgt de lezer van Genet het nodige te verduren: passages over emmers vol ontlasting die over de handen lopen, over verborgen tubetjes glijmiddel en vooral de vele verschillende manieren waarop mensen elkaar kunnen vernederen en krenken. Zijn meedogenloze weergave herinnert ons aan het feit dat wreedheid een heel wezenlijk onderdeel van het mensenleven is, en door van de roman een plek te maken waar de lezer aan het wrede wordt blootgesteld in plaats van er tijdelijk aan te ontsnappen, rekt Genet de uitersten van de literatuur een beetje verder op.

Zijn théâtre cruel laat zien dat het aardse leven weliswaar ellendiger en wreder is dan we doorgaans denken, maar daardoor ook dieper, en vreemd genoeg zelfs fraaier. Of, zoals hij zelf prachtig opmerkt over de 'kronkelige morele lijnen' van zijn misdadige en valse vrienden: 'zij vormen een sierlijke kalligrafie.'

Naam en datum op Franse pagina. Keurig exemplaar. In zeer goede staat.

Booknumber: 22657

VERKOCHT!    SOLD!

up------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------up

GENET, JEAN (1910 - 1986)

Dagboek van de dief
front1

De Bezige Bij, Amsterdam. 1975. Vierde druk. Paperback (gebrocheerd, garenloos). Papieren band met een plastic laagje. 239 pp. 12½ x 20 x 2 cm. 234 gr. Oorspronkelijke titel 'Journal du voleur', 1949. Vertaling C.N. Lijsen. Omslagtekening Jan Vlasveld. Typografie Karel Beunis. Bij Reeks. ISBN-10 90 234 2160 4.

Jean Genet mag voor Nederland geen onbekende meer heten. Hij is hier reeds geïntroduceerd met een aantal even oorspronkelijke als geruchtmakende toneelstukken (onder andere De neger LP59, Het balkon LP61 en Cel) en door een uitgebreide inleiding op zijn totale oeuvre door Jean-Paul Sartre (De heilige Genet). In Litteraire Paspoort staat als treffende karakteristiek over Jean Genet te lezen: 'De gewezen dwangarbeider, dief, smokkelaar, zwerver en deserteur Genet, de dichter van de misdaad en de onderzoeker van het kwade is, is een moralist en allerminst een zachtzinnige. Het moralisme, dat in zijn werk tot uiting komt, is een krachtig en systematisch verzet tegen de wet en de maatschappelijke waarden.'

Simon Vinkenoog, de Nederlandse ontdekker van Jean Genet, schreef in 1950 in De Gids: 'Waar Genet beschrijft hoe hij volgens zijn ideeën handelt, hem door het leven opgelegd - als vondeling in een weeshuis opgegroeid, is hij reeds op jeugdige leeftijd met de justitie in aanraking gekomen - en ons op indringende bewoordingen het leven van Spaanse bedelaars, Antwerpse havendieven, Amsterdamse opiumsmokkelaars en Tsjechische straatrovers schildert, is hij beklemmend en groots ... Jean Genet is een auteur voor wie het leven meer dan alleen maar een leerschool is geweest. Het helse getuigenis daarvan heeft hij in dit Dagboek afgelegd.'

Bij Genet wordt precies altijd dat verheerlijkt wat het tegendeel is van onze moraal. Zijn boek is een epos van de geweldadigheid met de schrijver zelf als held. Het is tegelijk een gedicht van de homoseksuele liefde met de schrijver als grote minnaar...' - NRC

Recensie (23-12-2019) Kasper Bockweg: 'Duistere wijsheden van Jean Genet'

'Sits like a man, but he smiles like a reptile' beschreef David Bowie de door hem bewonderde 'Jean Genie' raak. Het is niet een gezicht dat je op een roman verwacht tegen te komen, en zeker niet op een modernistisch hoogstandje, geliefd door intellectuele kolossen als Susan Sontag, Jean-Paul Sartre en Jacques Derrida. Toch vormt dat hoofd geen contrast met het werk: Dagboek van de dief draait om de schoonheid van de ruwe façade.

Strikt gesproken is Dagboek van de dief helemaal geen dagboek. Ja, een deel bestaat uit Genets herinneringen aan zijn criminele jaren als twintiger, smerigheid opgetekend in een bloemrijke stijl vol symboliek en verwijzingen. Maar het boek is evenzeer een filosofisch experiment, waarbij de moraal zo consequent als maar kan op zijn kop wordt gezet. Die opzettelijke immoraliteit geeft aan Genets vertellingen iets heel merkwaardigs mee: we lezen hoe hij het dievenvak leert kennen in Barcelona, bendelid wordt in het Tsjechische Brno, fietsendief is in Antwerpen en zichzelf hoereert in het Berlijn van de nazi's, zonder dat in die beschrijvingen een verlangen naar verlossing, naar een uitweg uit al die ranzigheid opsteekt. Van een misdadigersboek verwacht je misschien vooral een verhaal waarin iemand uitlegt hoe hij door tegenslagen van het rechte pad is afgedwaald. In zulke verhalen is misdaad een middel om uiteindelijk geen misdaad meer te hoeven plegen, maar voor Jean Genet is de misdaad, of preciezer het morele verval, een doel op zich.

Volmaakte verdorvenheid. Al op de eerste pagina's maakt Genet duidelijk dat zijn dagboek een zoektocht is naar de volmaakte verdorvenheid. Dagboek van de dief opent met een treurzang om de afschaffing (!) van de strafkolonie:

'Het einde van de strafkolonie verhindert ons om met heldere geest toegang te krijgen tot onderaardse mythische regionen. [...] Het komt overeen met een soort bestraffing van de straf: ik word gecastreerd, de schande wordt uit mij gesneden. De trage, zware doodstrijd van de strafkolonie was de volmaakte bloei van de schande.'

In Genets omgekeerde universum is de strafkolonie Frans-Guyana een utopie, de ontaarding in optima forma. De afschaffing van die vreselijke plaats staat dan ook gelijk aan de verdrijving uit het paradijs: de verworpenen der aarde zijn van hun thuisland afgesneden, er is geen juiste strafmaat meer. Deze mythische 'zondeval' brengt Genet tot een even existentieel als merkwaardig experiment: hij begeeft zich moedwillig 'op het pad naar dat wat het kwaad wordt genoemd.' Hij poogt dat te worden waarvan de maatschappij hem beschuldigt: 'de lafaard, de verrader, de dief, de homo.' Hij wil het kwaad daadwerkelijk belichamen, zichzelf verwezenlijken als de crimineel, de uitgeslotene, de schandelijke. Zoiets kan natuurlijk helemaal niet: mensen kunnen niet samenvallen met hun eigenschappen, en zeker niet met het kwaad (dat is altijd de ander), zoals Sartre en De Beauvoir, aan wie het boek is opgedragen, leren. Maar Genets hardnekkige streven tegen beter weten in maakt van dit boosaardige dagboek een intrigerend onderzoek naar het ongehoorzame leven.

Dagboek van de dief staat bijvoorbeeld vol met intelligente observaties over misdadigheid en ondeugd. Zo is er Genets lofzang op de Franse opperinbrekers Maurice Pilorge en Ange Soleil: 'volmaakte exemplaren' van de misdaad die hun bestaan danken aan een 'uitzonderlijke kristallisatie van gelukkige omstandigheden', zoals de ingebakken 'voorliefde voor misdaad', de 'omstandigheden die een misdadiger maken' en 'de morele kracht om een dergelijk lot te aanvaarden'. Terecht, maar weinig humanistisch, wijst de auteur hier op het gegeven dat een geslaagde schurk pas na generaties lange toevalligheden ter aarde komt, niet anders dan kunstmannen en -vrouwen, staatsmannen en -vrouwen, wetenschappers en andere lieden die zich nuttig maken voor mens en maatschappij. In een andere passage wordt opgemerkt dat verdorvenheid een 'schitterende' deugd is, want zij maakt het mogelijk om mensen die lelijk, vuil en verminkt zijn lief te hebben en dat verraad een morele oerkracht is: het is een streven naar onafhankelijkheid dat onze 'aanhankelijke natuur' moet overtroeven.

De warrigheid van het boevenleven. Zulke duistere wijsheden worden afgewisseld met scènes uit het leven van Genet. In die anekdotische, fragmentarische vertellingen wordt de grootste misère beschreven 'met de namen van de meest verheven dingen'. Als Genet bijvoorbeeld met zijn geliefde Stilitano een hoteltrap langs hoertjes, dieven en souteneurs beklimt, dan beschrijft hij dat als volgt:

'Zachtjes, tree voor tree, leidde hij me naar boven. Ik wist niet meer waar we naartoe gingen. Een bijzonder lenige atleet leidde me rond door de nacht. Een klassiekere en Grieksere Antigone liet me een steile en duistere Calvarieberg beklimmen.'

De behandeling van zijn (toch al gefictionaliseerde) levensgeschiedenis in zo'n Wereldhistorisch register doet soms kunstmatig aan, en komt de leesbaarheid van het Dagboek van de dief niet altijd ten goede. Maar naast die 'verheven' stijl legt Genet ook op een compromisloze wijze de onbestemdheid en warrigheid van het boevenleven vast. Zijn blik weigert om 'de contouren te vervagen, te bepoederen met talk, er een formule voor bedenken zoals het bad van melk dat de elegante vrouwen uit de zestiende eeuw een bain de modestie noemden.' Waar in de meeste romans het onaangename snel (of in het slot) weer wordt gladgestreken, krijgt de lezer van Genet het nodige te verduren: passages over emmers vol ontlasting die over de handen lopen, over verborgen tubetjes glijmiddel en vooral de vele verschillende manieren waarop mensen elkaar kunnen vernederen en krenken. Zijn meedogenloze weergave herinnert ons aan het feit dat wreedheid een heel wezenlijk onderdeel van het mensenleven is, en door van de roman een plek te maken waar de lezer aan het wrede wordt blootgesteld in plaats van er tijdelijk aan te ontsnappen, rekt Genet de uitersten van de literatuur een beetje verder op.

Zijn théâtre cruel laat zien dat het aardse leven weliswaar ellendiger en wreder is dan we doorgaans denken, maar daardoor ook dieper, en vreemd genoeg zelfs fraaier. Of, zoals hij zelf prachtig opmerkt over de 'kronkelige morele lijnen' van zijn misdadige en valse vrienden: 'zij vormen een sierlijke kalligrafie.'

Naam en datum op Franse pagina. Papier vergeeld. Keurig exemplaar. In zeer goede staat.

Booknumber: 23520

VERKOCHT!    SOLD!

up------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------up

GENET, JEAN (1910 - 1986)

De meiden - Onder toezicht - Het balkon - De negers
front1

De Bezige Bij, Amsterdam. 1966. Eerste druk. Paperback (ingenaaid). Papieren band met een plastic laagje. 283 pp. 12½ x 20 x 2½ cm. 344 gr. Oorspronkelijke titels: 'Les bonnes', 1947 - vertaling Hans Roduin; 'Haute surveillance', 1947 - vertaling Jacoba van Velde; 'Le balcon', 1956 - vertaling Hans Croiset; 'Les nègres', 1958 - Vertaling Hans Croiset. Literaire Reuzen Pocket LRP 176. Omslag Karel Beunis.

De vijf toneelstukken van Jean Genet zijn verrassende Grand Guignolstukken over de onmenselijkheid van de mens jegens de mens. Twee van die stukken zijn achter de tralies geschreven: De meiden, waarin twee dienstboden hun vijandschap tegenover de mevrouw des huizes uiten en tenslotte in daden omzetten; en Onder toezicht, waarin drie gevangen zittende misdadigers zich te buiten gaan aan wensdromen over gruwelen, die plotseling werkelijkheid worden. De overige drie, Het balkon, De negers en zijn laatste stuk, Les paravents (over de verhouding tussen de Algerijnse Arabieren en de Franse kolonisten), zijn geschreven sedert hij in 1948 in vrijheid is gesteld nadat president de president hem gratie had verleend op verzoek van illustere mede-literatoren als Cocteau, Gide en Sartre.

Genet's werken zijn smalend 'wraakoefeningen' genoemd; zelfs heeft men hem als 'de meest verdorven auteur die thans voor het toneel schrijft' betiteld. Ondanks zijn privéleven, waaraan zoveel publiciteit is gegeven, heeft men hem begroet als 'de belangrijkste schrijver die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk is verschenen' uitgeroepen. De aanbevelingsbrieven die men Genet als toneelschrijver kan meegeven zijn indrukwekkend: , dat, zoals een recensent het heeft uitgedrukt, de indruk wekt alsof 'de wereld één groot bordeel is dat door fetisjisten met hoogmoedswaanzin bezocht wordt', is in 1960 het beste stuk van Broadway geworden, en sindsdien is er een film van gemaakt. Een ander bekroond stuk van Genet, De negers, heeft een rolbezetting die uit louter negers bestaat die op primitieve wijze de rituele schofferingen van een blanke vrouw opvoeren. Beide stukken hebben van Londen toe Los Angeles een record aantal opvoeringen op hun naam.

Naam en datum op Franse pagina. Leesvouw op rug. Slijtagesporen aan hoeken voorplat. Net exemplaar. In prima staat.

Booknumber: 23521

€ 6,00Buy Now!

up------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------up